Verdrietig werd ik van de beelden die de afgelopen dagen de ronde deden over de invasie van het capitool. Het monster (alias Trump), gecreëerd door de Republikeinse partij, had bijna z’n slag geslagen. Bijna letterlijk conform de ‘monster mash’ song: ‘He did the monster mash, it was a graveyard smash’. Dat laatste inderdaad letterlijk, met vijf doden te betreuren. Mijn grote liefde, Amerika, kreeg weer een blauw oog van formaat. Gehoopt mag worden dat het geen ‘knock out’ is. In gedachten ga ik terug naar m’n eerste vliegreis, en gelijk eentje van formaat. Bladerend in mijn ordner van herinneringen vind ik de foto en bijbehorend vergeeld krantenartikel:
46 jaar geleden, even genietend van een zeldzaam mooie dag in Boston.
Als jochie, geboren en getogen in Rotterdam, ‘vond’ ik als het ware de Amerikaanse toeristen, onze bevrijders, moeiteloos. M’n spaarzame woordjes in het Engels gebruikte ik zonder enige schaamte. Na mijn ‘hello’ en ‘how do you do’, werd de rest met handen en voeten uitgelegd. Dat vonden ze leuk, ‘cute’ zeiden ze dan, en soms gaven ze me een kwartje. Misschien om van me af te zijn, maar zeker weten dat je er een broodje kroket van kon kopen bij de snackbar. Eind 1966 werd ik aangenomen bij het Amerikaanse leger in Rotterdam. Daar werden de goederen die binnenkwamen in de haven van Rotterdam, middels verwerking van ponskaarten, gedistribueerd naar alle legereenheden in Europa. Bij de army leerde ik het automatiseringsvak, whisky drinken, pokeren en Amerikaans spreken. Tevens leerde ik de gruwelen kennen van de Vietnam oorlog. Opgetekend uit de monden van neergeschoten soldaten die na behandeling bij een administratieve terminal gestationeerd werden. Na ruim drie jaar kon ik hogerop, en ’n echte programmeur worden. Ik kreeg het volgende getuigschrift bij m’n afscheid:
Getekend door m’n chef, Joop Langhorst, tevens rechtsback van Sparta en mijn introductie bij de selectie van Wiel Coerver. Maar dat is een andere story. Lang verhaal kort; na me nog wat meer omhoog te hebben gewerkt in computerland, werd ik Divisie Manager bij Holland International Computer Services. In mijn divisie zat ook de grootste multi terminal maatschappij ter wereld van dat moment; Digital Equipment Corp. (DEC). Om gezeur te voorkomen, IBM was veruit de grootste, maar voornamelijk batch georiënteerd. 25 februari 1975 vertrok ik vanaf Schiphol met Accountmanager Leo Meyer van DEC ter voorbereiding van een trip met o.a. het Utrechts Nieuwsblad en het Nieuwsblad van het Noorden. Opdracht was om overal waar mogelijk DEC typeset computers gedemonstreerd te krijgen. Nadat we met Trans World Airlines via Londen aangekomen waren in Boston, vlamde mijn liefde voor Amerika nog meer op. Waar ik ook kwam, ik keek m’n ogen uit. En of het nou de muziek was (Billy Joel) of de sport (Boston Red Sox), ik lustte er wel pap van. De trip voerde ons met de delegatie van de krantenbedrijven naar Raleigh in North Carolina, Texarcana in Texas, Baton Rouge in Louisiana, San Diego in Californië, even weer terug naar Boston in Massachusetts. Vervolgens weer terug naar Californië (Los Angeles), vanwaar we uiteindelijk weer terugvlogen naar Amsterdam. En dat alles in 12 dagen! Met een koffer vol LP’s en evenveel liefde voor Amerika kwam ik thuis. De liefde zou nooit meer overgaan. Maar, zoals het met liefdes gaat, na verloop van tijd komen er trekjes boven tafel waar over gesproken dan wel naar gehandeld dient te worden. Uiteindelijk hebben we er ruim 17 jaar gewoond en is wat er nu gebeurde niet echt verbazingwekkend voor ons. En dat komt mede door de figuur Trump, die model staat voor een lelijk stuk Amerika, en niet alleen vanwege de gebeurtenissen van afgelopen week. Ik ben bang dat Lady Liberty nog heel veel tranen gaat plengen:
Ten overvloede; blijf op je hoede, dus gezond, en weet dat a.s. woensdag #93 van ‘Uit de Amerikaanse school geklapt’ verschijnt. Lekker bezig!