Aat kennen de meeste van jullie niet; ik des te beter. Immers, we zijn allebei geboren in de Van der Poelstraat in Rotterdam; Aat 25 dagen na mij, in 1946. Sinds dat ik naar Amerika vertrokken ben (1998) is ons contact minimaal geworden, eigenlijk alleen via Aat’s zoon Marco vernam ik af en toe wat er speelde. Aat’s demonen hadden in die periode, eigenlijk daarvoor al, het beste van hem genomen. Toch raak je elkaar nooit kwijt, en toen Marco mij zaterdag j.l. meldde dat hij zijn vader dood in z’n stoel aantrof, raakte me dat meer dan ik voor mogelijk gehouden had. Immers, met Aat trok ik dagenlang op in de Van der Poelstraat, 2e Middellandstraat of de Heemraadsingel. Toen ik tot mijn grote vreugde bij Sparta op m’n 12e aangenomen werd (Dennis Neville), maar wegens de dood van mijn vader met pijn in m’n hart moest stoppen, haalde Aat me over om bij Steeds Hooger te gaan voetballen. Gratis uitrusting omdat m’n moeder als weduwe zich geen verdere onkosten kon veroorloven. Helaas hebben wij echter nooit samen gespeeld; het voetballen ging hem iets minder af. Met Aat, via de dakgoot, dronk ik mijn eerste biertje en we wisselden verhalen uit over onze eerste scharreltjes. Toen Aat niet in ‘mijn’ katholieke dansclub kwam, versierden we op listige wijze een 2e katholieke instuifkaart, eveneens op mijn naam, maar met zijn foto. Wanneer we naar binnen gingen zorgden we er altijd voor dat zo’n 10 mensen tussen ons in de rij stonden. Op een dag op de brommer naar Luxemburg, in de stromende regen, kregen we vreselijk mot nadat we tent opgezet hadden. Aat, die redelijk kon zuigen, had ik die avond zelf te pakken, waarna hij mij na een laatste waarschuwing om te stoppen (ik lachte hem vriendelijk toe) aanvloog. Gek als ik was op sardines, ik had net een blikje open gedraaid, konden wij daarna de hele volgende week er van genieten. Nadat mijn broer Aad uiteindelijk na veel gesmeek een eind aan ons robbertje gemaakt had, zat de hele tent onder de sardines, alsmede de olie uit het blikje. ‘s Anderendaags hebben wij uren naast elkaar gebromd zonder elkaar ook maar een blik te gunnen. Tot het moment dat mijn brommer het begaf. Mijn brommer (tomos), met als berijder de onhandigste doe-het-zelver. Uit het veld geslagen keek ik Aat aan, die z’n schouders ophaalde en het euvel verhielp. We hebben veel van dergelijke momenten gekend waar we ieder op ons eigen terrein elkaar hielpen. We trouwden en kregen beide een dochter en een zoon uit ons eerste huwelijk. Als familie stonden we een tweetal jaren op een camping in Oostvoorne, hetgeen niet mijn ‘ding’ was. We groeiden wat uit elkaar en van ex vrouw Sjaan kwam ik dan te weten dat Aat enorm naar onze komst uitzag, maar zodra we binnen kwamen dood sloeg en zich aan de drank te buiten ging. Het werd uiteindelijk de ondergang van het huwelijk en Aat had zich blijvend schade aangedaan. 25 jaar geleden, m’n 40e verjaardag, bracht hij met ons door en het was wellicht de laatste keer dat we als oude makkers met elkaar omgingen.
Aat gaf een kado’tje en vroeg tegelijkertijd of dat nou m’n nieuwe vlam was. Astrid kon er wel om lachen.
Aat draait z’n vertrouwde sjekkie.
Aan secr. Greet; “enne, is die Peet nou echt wel zo’n leuke baas?” Er was daarna wat contact over en weer, maar omdat z’n geheugen hem meer en meer in de steek liet, werd hij steeds afhankelijk van zoon Marco en dochter Monique, die daar alle lof voor verdienen die men kinderen kan verlenen. Via Marco (met dank aan twitter) vernam ik dat zij hem op z’n 65e, 28 juli j.l., gingen verrassen met een tripje naar Aruba. Na het droeve nieuws vernomen te hebben van Marco, vroeg ik hem of de Aruba trip hopelijk een succes was geweest. Het mocht niet zo zijn, daar trof hem een herseninfarct. Al schrijvend schieten mij weer andere verhalen te binnen die wij als jongeling of volwassene meemaakten, zowel met een knipoog als serieuze ondertoon. Misschien is Aat nu wel uit zijn lijden verlost, maar hij was absoluut mijn beste maatje van mijn eerste 20 jaar op deze aardkloot. Rust zacht makker.
Comments are closed.