Donderdagavond, ondanks de domper van de gelijkmaker in blessuretijd (90+3), werden de Sparta spelers na afloop gedurende hun rondje langs de supporters hartstochtelijk toegezongen. En ook in de Bosselaar, onder onze tribune gelegen, kwam op een gegeven moment het ‘Sparta is dé club van Rotterdam’ er weer fris (hoewel…..) en spontaan uit. Rob en ik namen na deze laatste thuiswedstrijd afscheid van de gebroeders Bulsing, onze vrienden en vriendinnen uit Berkel, en eenieder die we na onze toilet triomftocht tegen kwamen. Iedereen werd verzekerd dat ook in het komende seizoen de Laanen muppets bij opgang 19, rij 4, te bezichtigen zouden zijn. Nu Twente nog zondag de genade klap (penalty’s?) toedienen en Europa is van ons. Voor de wedstrijd werden we geïnterviewd door RTV Rijnmond, waar Rob parmantig mededeelde dat Sparta beter is dan Feyenoord. Ach ja, de jeugd……
Deze Sparta selectie heeft ons hart gestolen, zeker weten! Droevig vond ik het heengaan van de ‘Girl from Ipanema’ zangeres met de fluwelen stem; Astrud Gilberto. Helaas nummer zoveel in een imposant rijtje van smaakmakende entertainers die de afgelopen maanden naar de eeuwige jachtvelden vertrokken. Daar komt je eigen sterfelijkheid om de hoek kijken. Dat doet me overigens aan Jaitsen Singh denken, die eind dit jaar de 79 kruisjes aantikt, waarvan hij er dan zo’n 40 in de gevangenis heeft doorgebracht. Een wonder dat hij überhaupt nog in leven is. Het gissen over zijn (on) schuld is na aflevering 2 van de documentaire ‘Een Amerikaanse nachtmerrie’ alleen maar toegenomen en zal met het oog op de komende 3 afleveringen zeker niet verminderen. Zo ook de vraag wat er gebeurd is met zijn zoon Surender, die van de aardbodem verdwenen lijkt te zijn. De laatste keer dat ik hem trof, toen we nog vol goede moed waren, was 8 mei 2016 in Vacaville prison, vlak voor mijn terugreis naar Nederland.
Een aardige man die ontzettend geleden moet hebben na de brute moorden op zijn moeder en zus. En eigenlijk ook over zijn afwezige vader, die zichzelf ‘dead man walking’ noemde. Hoe het ook zij, over één ding zijn Hans Pool en ik het zeker eens, niemand verdient het om zo lang gevangen te zitten. Wel ben ik benieuwd hoe jullie na aflevering 3 (NPO2 maandagavond) tegen deze hele affaire aankijken. Gaan we nu weer terug naar de Ex’pression saga; wat gebeurde er zoal 25 jaar geleden in Californië?
Maandag 18 mei komt hortend en stotend op gang.
De twee dikke ordners die we geproduceerd hebben, dienen nu aangevuld te worden met brieven ter ondersteuning van bedrijven in ons vakgebied, maar ook hardware leveranciers en TV en film producerende bedrijven. Mensen die claimen onze afgestudeerde studenten in dienst te willen nemen. Liefst beroemdheden, ‘Names’ dus. Twee van die mensen, studiobaas Arne Frager en Jane Metcalfe, ontbreken nog, dus die gaan we achter de broek zitten. Genoeg over Jane Metcalfe, want Arne Frager mag er ook zijn. Zijn studio, ‘The Plant’ in Sausalito, is beroemd geworden vanwege de beroemdheden die daar opgenomen hebben. Wat te denken van Prince, Mariah Carey en Whitney Houston? Meer? Fleetwood Mac, Aretha Franklin, Metallica en Santana. Daar wil je als afgestudeerde geluidsman wel werken, dunkt me.
Carlos Santana en Arne Frager: dikke pret
Nu de brief van Arne nog, zelf ook een ‘Name’ in de industrie. Even na drie krijg ik Arne te pakken, hij belooft de brief per koerier te laten bezorgen. Bij de derde poging krijg ik Jane Metcalfe om half 6 te pakken, maar die gaat de brief per fax versturen. Ook goed. Gary houdt zich in de tussentijd bezig met Steve Fee, die de tekeningen van het Sybase gebouw nodig heeft. Zo is het al met al gezellig rommelig, echter, de boeken zijn nog niet compleet. Na haastig een broodje naar binnen te hebben geslagen, komen tot onze opluchting de laatste documenten binnen en kunnen we gaan kopiëren bij Kinko’s. Lang leve de 24/7 maatschappij want de klok wijst inmiddels 10.45 PM aan, oftewel 22.45. Na anderhalf uur kopiëren besluiten we om de rest een uurtje of 7 later te doen, we maken te veel fouten. Voordat we naar Sacramento vertrekken, dus vroeg uit de veren. Alhoewel ik lichamelijk moe ben, komt de slaap moeilijk. Hier en daar vluchtige slaapmomenten, maar gelukkig breekt de nieuwe dag weer aan. 07.30 het karwei bij Kinko’s afmaken om vervolgens de weg naar Sacramento in te slaan. In de ‘forest green’ GM Van geven Gary en ik elkaar een ‘high five’, we zijn vol goede moed. Highway 680 naar Sacramento voert je niet bepaald door een inspirerende omgeving. Pas bij de brug over de Suisun Bay, van Martinez naar Benicia, wordt het interessant. Niet alleen vanwege het weidse watergezicht, maar meer vanwege de Amerikaanse mottenballenvloot die daar al roestend licht te wachten op de dingen (oorlogen?) die komen gaan.
“Pete, if only we could sell those for scrap value, we could buy Eckart out,” komt Gary uit de hoek. Gary heeft een natte droom om sloopwaarde van die boten aan te wenden om Eckart uit te kopen. “Just kidding man,” reageert hij omdat ik er het zwijgen toe doe. “Sure,” laat ik het erbij. Het lijkt me niet het moment om over uitkopen te praten terwijl we nog moeten beginnen. We passeren Vacaville waar het bord met ‘Premium Outlets’ me angstige voorgevoelens bezorgt. Merkartikelen, die toch al goedkoper zijn in de V.S., worden hier ook nog eens met hoge kortingen aangeboden. “Shopping around the corner, Pete,” leest Gary mijn gedachten. Inderdaad, winkelen is niet bepaald mijn favoriete bezigheid. Na Davis komen de contouren van Sacramento in zicht. Eigenlijk een suffig provinciestadje, dat omhoog is gestuwd in de vaart der volkeren dankzij de ‘hoofdstad’ status. En zelfs dan nog zijn ze niet in staat geweest om meer dan één professioneel topteam aan zich te binden. De Sacramento Kings zijn de trots van de stad, uitkomend in de National Basketball Association (NBA). Eigenlijk kende ik Sacramento alleen maar van het gelijknamige liedje van ‘Middle of the Road’, begin 70-er jaren.
Staat me nog levendig voor de geest! Die bezongen het als ‘de plek waar je moet zijn’. Eh…..nee. Maar goed, het bureau is daar, dus we moeten er wel zijn. Bij het bureau worden we ontvangen door Patty Wohl, die ons net als bij de eerste ontmoeting op formele wijze begroet. Niets van de opwinding waarmee we hen toen verlaten hebben. Strikt zakelijk gaat ze door onze documentatie heen. Ze wijst ons op de ‘Maxine Waters Legislation’, hetgeen betekent dat we vanwege deze wetgeving onderhanden werk dienen te beschouwen als ‘niet verdiend lesgeld’. En grappig genoeg betekent dit dat we er pas later belasting over hoeven te betalen, hetgeen goed is voor de cashflow. Gary staart inmiddels wat dromerig uit het raam, dit interesseert hem echt geen bal. Na nog wat kleine wijzigingen schudden we haar hand en gaan de klamme buitenlucht in, waar het kwik inmiddels tegen de 30 graden loopt. “Nou, dat viel mee,” begin ik tegen Gary. Die kijkt me aan of ik Swahili aan het spreken ben. “Sorry buddy,” herstel ik me. Soms heb ik dat in m’n enthousiasme, dan gooi ik er wat Nederlandse praat uit. Na terugkomst zijn we in staat de wijzigingen redelijk snel aan te brengen en vrijdag kan het pakket terug naar het bureau. Wel is het zo dat we, dankzij onze rechtstreekse presentatie, zo’n drie weken gewonnen hebben. Zaterdagmorgen 23 mei: verward word ik wakker, “waar ben ik,” mompel ik. Ah, ik herken m’n hotelkamer. Nog steeds in het Four Points hotel. “Shit,” Gary moet dadelijk naar het vliegveld en de wekelijkse rapportage moet er ook nog uit. Okay, het pakket met wijzigingen is gisteren naar het bureau gestuurd. Afspraken voor volgende week zijn gemaakt met de City Manager, John Flores, en de lokale Kamer van Koophandel. Een en ander is geregeld door Hope Spadora van Sybase en Liz Altieri, de lokale directeur van de Summit Bank. Wat ik niet wist is dat de City Manager degene is die het voor het zeggen heeft in een stadje als Emeryville. De Burgemeester is een gekozen positie, formeel hoofd van de gemeenteraad, maar heeft een full-time baan ernaast om in zijn levensonderhoud te voorzien. En dat is dus duur in Californië, zeker weten.